Laten we het eens hebben over gevoelsleeftijd.
Die van mij is begin twintig. Dat is een hardnekkig iets. Ik werk met studenten en jonge creatieven en natuurlijk ben ik geen twintig meer. Wel is de verwarring en teleurstelling oprecht als er eentje ‘u’ tegen me zegt.
Daarom help ik mezelf steeds eraan herinneren dat toen ik hun leeftijd had de gulden nog in mijn portemonnee zat, dat ik moest zoeken naar een telefooncel als ik onderweg wilde bellen en dat ik bij de bibliotheek onderzoek deed omdat online nog niet bestond.
Ondanks deze realiteitcheck blijf ik me een twintiger voelen.
Misschien stopt het gevoel van ouder worden wel op een moment. Of voel je juist sneller oud.
Zo heb ik vrienden die al volwassen waren toen zij nog te jong waren voor een rijbewijs. Ik ken mensen die al jaren bezig zijn met hun vergankelijkheid en op hun veertigste kijken naar seniorenwoningen.
Daarentegen app ik met een dame van begin zeventig die ik van de sportschool ken. We praten over onze lievelingsboeken, terwijl haar man, ook een zeventiger, een cursus volgt over podcast maken.
Jong blijven heeft mijn voorkeur. En voor de zekerheid: daar bedoel ik niet het uiterlijk mee.
Een paar jaar terug interviewde ik een balletdanseres van 74 jaar oud. Ze was jarenlang gestopt met dansen, maar begon weer rond haar vijftigste. Zelfs haar woorden dansten terwijl ze met me sprak.
Ze zei: ‘Als ik naar mijn lijf kijk, zie ik wel dat het ouder is geworden, maar het dansen voelt nog steeds zoals toen en zolang ik dat voel, blijf ik dansen.’ Het is het enige interview in twintig jaar waarbij ik mijn tranen niet tegen kon houden.
Kijkend naar mijn ouders die in de tachtig zijn en zich graag laten omringen door jongeren, die allebei een twitteraccount hebben, die fanatiek meespelen in de poule van De Mol en die nieuwsgierig zijn en blijven, vermoed ik dat mijn voorkeur om jong te blijven, genetisch wel goed zit.
Dan neem ik die ‘u’ zo nu en dan wel op de koop toe. En blijf dansen.
Vooral dat laatste.