Terwijl de buurvrouw haar jongste leert fietsen, krijgen de zwaluwen een pittige vliegtraining van hun ouders.
Het lijkt wel zwemmen wat ze doen, ze duiken onder en komen weer boven, tjilpen, kwetteren, spelen… een en al luchtacrobatiek.
Nog even en ze vliegen uit. Volledig zelfstandig.
‘Ik kan al zonder handen!’ roept de beginnende fietser boven het vrolijke geluid van de zwaluwen uit.
‘Niks ervan!’ Zijn moeders stem slaat over.
Zelfstandig zijn leer je met vallen en opstaan, maar nu nog even niet. Twee handen aan het stuur, graag. Blik recht vooruit.
De zwaluwen cirkelen steeds hoger en hoger. Hun ouders vliegen een paar meter eronder.
Een beetje zoals de slingerende en jubelende buurjongen, die een rennende moeder achter zich aan heeft. Uit ervaring weet ik dat ze dat doet tot hij het kan.
Het zal haar verbazen hoe snel dat is. Nog maar even en ze zwaait hem uit op weg naar school.
De oudste wandelt de tuin in. Ze heeft rijles, in een auto. Erachteraan rennen hoeft dus niet.
‘Handen aan het stuur en blik recht vooruit’, adviseer ik met een knipoog. Maar het is eigenlijk geen grap. Ze knikt me braaf toe.
Nog even en ik zwaai haar uit op weg naar de universiteit of nog verder weg. En ja, ook mij zal het verbazen hoe snel dat zal zijn.
Sterker nog. Ik ben nu al verbaasd.