Onder moeders vleugels werd onder moeders angst.
Want bang was ik. Vanaf het moment dat ik jou voor het eerst in mijn armen hield.
Bang voor verlies.
Bang voor het fout doen.
Bang voor alles.
Ik sliep niet meer. Ik at nauwelijks. Ik hield voortdurend de wacht. Bleef steeds dichter bij huis. Bij jou. Niemand zou jou van mij afnemen. Ik zou niets fout doen.
En dat werkte. Want jou verloor ik niet.
Mezelf echter steeds meer.
En de dag voor jouw verjaardag, denk ik altijd aan een andere verjaring.
Want het was niet makkelijk een tijdje, maar ik vond mezelf terug en kon je onder mijn vleugels koesteren, mezelf zijn en jou jij laten worden.
En ik vind jou zo leuk, zo lief, zo wijs.
Vorige week haalde je me met de auto op. Met jouw muziek uit de luidsprekers. Jouw rustige, stoere zelf achter het stuur.
Lieve L. Ik vind je zo leuk. Zo lief. Zo wijs.
En dat al – nog een nachtje slapen – negentien jaar lang.