Terwijl elke dag op de vorige lijkt, begint hij steeds meer een ander te worden.
Hij kan nu zijn arm om mijn schouders slaan zonder dat hij daarvoor op zijn tenen moet staan. Zijn stem is laag. Het breken van de stembanden gebeurt alleen tijdens grote vreugde of verongelijkte discussies.
In het huis heeft hij een eigen huis met T-shirts als vloerbedekking. Sokken zijn kussens op de bank. Overal lege glazen en borden. Zijn voeten rusten op zijn gitaar.
Een muzikale hocker.
De wandelstaking is vandaag afgelopen. Hij hield lang voet bij stuk, nou ja, zijn voeten in huis, op die gitaar. Wandelen kon ik met iedereen, maar niet meer met hem.
Tot vandaag dus.
We lopen in zijn tempo. Eerst licht gebogen. Daarna steeds meer rechtop. Ik grap over ontwakende holbewoners. Hij duwt me weg. Ik val bijna, hij wordt steeds sterker. Hij slaat zijn arm nogmaals om mijn schouders. Noemt me oud mamaatje.
Hij begint te praten. Wandelend stampen voeten de woorden naar boven die eerder de weg niet terug konden vinden. Ik vertraag zonder dat hij het merkt, wandelen hoeft niet ver vandaag, maar wel lang.
Elke stap meer woorden. En nog meer.
Tot we elkaar weer verstaan.