De trein heeft vijf minuten vertraging.
Een meisje kijkt naar haar pols, maar draagt geen horloge. Ze tikt met haar duimen een bericht in op haar telefoon. Een paar woorden voor degene die op haar wacht.
De vertraging loopt op. Acht minuten staat er nu op het bord.
Een vrouw, hooggehakt, rent het perron op en ziet dan dat rennen niet meer nodig is. De trein is nog gemakkelijk te halen. Afremmen is echter niet zo eenvoudig als je op je tenen balanceert, ze zet nog een paar haastige passen, stopt in slow motion. Met een vinger haalt ze het mondkapje van haar neus en haalt diep adem.
Haar tas heeft dezelfde kleur als haar schoenen.
De info op het NS-bord verandert: vier minuten vertraging.
Hé, de trein is bezig met een race tegen de klok. Mensen kijken steeds van hun telefoon, naar het bord, naar het spoor en weer op het scherm van hun telefoon.
Daar is hij dan, we wandelen en masse mee in de rijrichting. Zelfs als de deuren altijd daar zijn waar we net al stonden.
De conducteur verwelkomt ons wanneer we zitten. Hij belooft dat de machinist er vaart achter gaat zetten. Ook die vier extra minuten gaan we inhalen.
Het landschap schiet aan ons voorbij.
Ik kijk vandaag naar buiten en terwijl ik nog zo goed oplet, zie ik niet dat we de tijd inhalen.
Maar dat doen we wel. Vier hele minuten zowaar.
Ongezien voorbijgevlogen.